Van populaire haiku’s tot onderschatte novelles: een gesprek met Jos Vos over vertalen uit het Japans
Jos Vos was niet van plan om vertaler te worden, laat staan uit het Japans. Hij verhuisde in eerste instantie naar Japan voor de liefde. Toen Jos en zijn vrouw zich elf jaar later in Oxford vestigden, schreef hij zich in aan de universiteit om zich te specialiseren in de rijke traditie van de klassieke Japanse literatuur. Geïnspireerd door zijn afstudeerscriptie publiceerde hij poëtisch proza van Bashō in Nederlandse vertaling bij De Arbeiderspers. Twintig jaar later, met tal van Japanse literaire grootmeesters op zijn palmares, is Jos Vos een cruciale schakel tussen de Japanse literatuur en Nederlandse literatuurliefhebbers.
Bij onze uitgeverij verschijnt deze maand De heilige van de berg Koya van Kyōka Izumi in een vertaling van Jos Vos. Om de verschijning van deze bijzondere novelle te vieren, spraken we Jos via een videoverbinding tussen Oxford en Leuven, want daar woont Elisabeth Goemans, die voor ons in gesprek ging met Jos. We hadden het over de auteurs in de voetsporen van Haruki Murakami, de evolutie van de Japanse taal, en wat te doen als je een moeilijke vertaalpassage tegenkomt. En niet te vergeten: Jos legde uit waarom deze klassieker van Izumi een plek op je nachtkastje verdient deze herfst.
Het lijkt alsof de interesse voor de Japanse literatuur de laatste jaren is toegenomen, zowel in het Nederlandse taalgebied, als in de Engelstalige wereld en Zuid-Amerika. Hoe komt dat?
Veel mensen vinden Japan cool: ze zijn geïnteresseerd in manga, anime en allerlei popfenomenen, en willen bijgevolg meer weten over de literaire cultuur. Er was natuurlijk ook het Haruki Murakami-fenomeen, zijn literatuur lijkt veel mensen aan te spreken.
Na Murakami kwam er een nieuwe generatie jonge auteurs, voornamelijk vrouwen, die, net als hier, misstanden in de maatschappij aanklagen. In Japan worden vrouwen nog sterk gediscrimineerd. Als je kijkt naar de Social Progress Index, dan staat Japan onderaan de lijst wat de positie van de vrouw betreft. Dat wil zeggen dat er heel weinig vrouwen leidende posities in het bedrijfsleven of in de politiek bekleden, en ik denk dat veel jonge schrijvers daar een probleem mee hebben. Deze onderwerpen komen direct of indirect naar voren in hun boeken, en dat spreekt ook onze Nederlandstalige lezers aan.
Hoe begin jij aan een vertaling?
Meestal ontdek ik via het Engels welke auteurs de moeite waard zijn om te vertalen. Zo ging het met Het verhaal van Genji van Murasaki Shikibu of Het hoofdkussenboek van Sei Shonagon en de gedichten van Basho en Buson. Ik heb een serie prachtige uitgaven van de Japanse klassieken, inclusief voetnoten en uitleg. Bij elke tekst staat er ook een vertaling in het hedendaags Japans bij, maar dat is meer een parafrase, dus die kan ik niet als spiekbriefje gebruiken.
Als ik dan een heel obscure passage tegenkom, dan kijk ik bij de Franse, Duitse of Engelse vertaling. Maar daar moet je wel voorzichtig mee zijn, want vooral de Amerikanen hebben de neiging om teksten te vereenvoudigen en om pikante details weg te laten. Dat vind ik altijd heel stom. Zo is de Nederlandse vertaling van De opwindvogelkronieken van Haruki Murakami door Jacques Westerhoven veel completer dan de Engelse vertaling, waar veel in geknipt is. Gelukkig kan ik ook mijn vrouw erbij roepen. Zij heeft een aanzienlijke achtergrond in Japanse literatuur, dus ik kan altijd bij haar terecht als ik vastloop.
Beschouw je jezelf eerder een trouwe of een vrije vertaler?
Voor bijna elke tekst is mijn benadering enigszins anders. Het zit namelijk zo: als je Het verhaal van Genji vertaalt, een boek dat duizend jaar geleden geschreven is door een adellijke hofdame, dan moet je proberen om de toon te vinden die zo'n hofdame zou gebruiken. En dat is een heel andere toon dan die van een 17e- of 18e-eeuwse dichter. Van mijn alleroudste vertalingen kun je daarom wel zeggen dat ik tamelijk dicht bij de gesproken taal blijf. Je hebt andere vertalers die wat formeler zijn, want ze vinden dat zulke oude, adellijke teksten deftig moeten klinken. Maar ik probeer me altijd in te beelden dat ook oude schrijvers spreken tegen de lezers van nu, dus in de taal van nu.
Wat recentere haiku's betreft, denk ik dat sommige haiku-liefhebbers aanstoot zullen nemen aan het feit dat ik niet vasthoud aan het vaste schema van de haiku in het Nederlands van vijf, zeven, vijf lettergrepen. Nederlandse lettergrepen zijn ook niet dezelfde als de oude Japanse, dus ze hebben niet diezelfde feeling. Bovendien vind ik dat het eentonig wordt als je een heel boek vult met haiku's in het Nederlands volgens dat schema. Japanners hebben van oudsher de traditie om het vijf-zeven-vijf patroon te volgen. Dat patroon zit in de taal ingebakken en komt ook terug in toneelstukken, bijvoorbeeld. Qua vorm zijn mijn haiku-vertalingen dus aan de vrije kant. Wat de inhoud betreft probeer ik natuurlijk zoveel mogelijk gedachten en woordspelingen weer te geven.
Welke vertaalproblemen kwam je tegen bij De heilige van de berg Koya?
Het boek is geschreven in een taal die tussen klassiek Japans en modern Japans ligt. Aan het einde van de 19e eeuw besloten Japanners om in een taal te schrijven die veel dichter aanleunt bij het moderne taalgebruik van Tokio, en daaruit is de standaardtaal gegroeid. Ik denk dat Kyoka Izumi mee aan het begin van die nieuwe manier van schrijven stond. Het gevolg is dat je hier en daar vormen tegenkomt die toch nog heel ouderwets zijn. Er zijn speciale uitgaven, ook voor de Japanse lezer, met voetnoten, om het proza te begrijpen. Het is zoals lezers bij ons die moeite zouden hebben met het verouderde Nederlands in Louis Couperus zijn romans De berg van licht of De stille kracht.
Je hebt zelf Japanse literatuur uit verschillende tijdperken vertaald. Hoe is het Japans doorheen de tijd veranderd en wat betekent dat voor jou als vertaler?
Heel concreet betekende het dat ik, toen ik aan de universiteit in Oxford Japans ging studeren, zelf het klassieke Japans van duizend jaar geleden moest leren. Dat is enigszins vergelijkbaar met Italiaans of Spaans vandaag versus Latijn. Het Japans van duizend jaar geleden kan ook worden vergeleken met ons Middelnederlands, behalve dat ons Middelnederlands vooral uit dialecten bestond, terwijl het Japans van die tijd al een soort standaardtaal was met een vaste grammatica.
Natuurlijk bestonden er ook dialecten, maar de adel schreef literatuur in klassiek Japans. Ik heb eigenlijk geen idee hoe dat in het echt klonk, maar de geschreven variant ken ik wel. Als je het Japans van duizend jaar geleden hebt geleerd, dan kun je zo'n beetje alles vertalen dat tussen het jaar 900 en het jaar 1900 is geschreven. De taal veranderde natuurlijk geleidelijk aan, maar de meeste schrijvers waren behoorlijk conservatief, en probeerden altijd de oude Japanse klassiekers te imiteren.
De Japanse schrijver Yukio Mishima zei dat Kyoka Izumi de enige schrijver uit de moderne Japanse literatuur is die zichzelf een genie mag noemen.
Dat lijkt me een excentrieke uitspraak, maar Mishima was dan ook gespecialiseerd in excentrieke uitspraken. Maar Mishima heeft gelijk dat dit een geniale novelle is, en ik ben dan ook heel blij dat Cosimo het opnieuw wil uitgeven.
Kun je ons meer vertellen over de rol van Izumi in de Japanse literatuur?
Izumi is een van de eerste grote vernieuwers was in het Japanse verhalend proza. In de tijd dat Izumi leefde waren er veel Japanners die dachten dat autobiografisch schrijven de enige manier was om goed te schrijven. Dat wil zeggen dat ze zo weinig mogelijk details weglieten en zo eerlijk mogelijk weergaven wat er allemaal door hun hoofd schoot en wat ze meemaakten. Dat noemden ze de ik-roman. Izumi was precies het tegenovergestelde, hij fabuleerde, vond allerlei dingen uit en liet zijn verbeelding op de vrije loop. Ik denk dat Mishima hem daarom zo goed vond. Daarin is hij enigszins verwant aan Junichiro Tanizaki: ze bedachten fantastische verhalen die ze zo kleurrijk mogelijk vertelden.
Naast Junichiro Tanizaki, waarmee zou je De heilige van de berg Koya nog vergelijken?
Mijn eerste gedachte is D.H. Lawrence, meer bepaald The Rainbow en Women in Love, omdat het verhaal ook een erotische ondertoon heeft. Het verhaal is een verkenning van de seksuele liefde. Je kunt het ook vergelijken met de kortverhalen van Edgar Allen Poe, maar dan op zijn Japans.
Waarom moeten we De heilige van de Berg Koya lezen?
Het is een ijzersterk verhaal dat geen moment verveelt. Het is zeer goed vertaald en prachtig uitgevoerd met een mooie omslag. Ik denk ook dat je kijk op het leven een beetje verandert, want het is geen oppervlakkig verhaal, het gaat over essentiële dingen in ons bestaan. En verder leer je nog iets bij over het Japan van ongeveer 100 à 150 jaar geleden. Dus het is in alle opzichten een opmerkelijk boek.
Als je Kyoka Izumi één vraag kon stellen, wat zou je dan vragen?
Ik zou hem waarschijnlijk vragen of hij veel vrouwen kent zoals de vrouwelijke hoofdpersoon in dit boek. En of dat hem afschrikt, of net niet.
Welke andere Japanse schrijvers moeten we nog lezen?
Ik ben altijd een grote Tanizaki-fan geweest. Mijn eigen vertaling van een paar jaar geleden is helaas niet meer verkrijgbaar in de boekhandel. Ik heb gezien dat er onlangs een nieuwe Tanizaki-vertaling is uitgekomen. De Nederlandse titel is Een kat, een man en twee vrouwen, vertaald door Geert Van Bremen. Verder is er nog een kattenboek, Ik ben een kat van Soseki Natsume, vertaald door mijn collega Luk Van Haute. Dat is een prachtig boek, uit ongeveer dezelfde tijd als Izumi. Tot nu toe heeft Luk alleen het eerste deel gepubliceerd, terwijl er ook nog een tweede en derde deel zijn. Ik hoop dat hij ons die zo snel mogelijk aanbiedt.
Op welk werk van jouw hand mogen we ons nog verheugen?
Begin volgend jaar verschijnt er bij Athenaeum een nieuwe uitgave van ongeveer 700 à 800 gedichten van Buson, de grootste haiku-dichter van de 18e eeuw. En als ik nog een beetje reclame mag maken: ik heb een boek met speelse essays geschreven en dat heet Het voetkussenboek. Voor wie graag essays leest over het hedendaagse Japan, over Oxford, en over de plaats waar ik geboren ben – het stadje Genk – in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Dat verschijnt begin december bij De Arbeiderspers.
Dit interview met Jos Vos werd afgenomen en neergeschreven door Elisabeth Goemans naar aanleiding van het verschijnen van De heilige van de berg Koya van Kyoka Izumi bij onze uitgeverij Cosimo. De eerste druk van dat boek verscheen in een handgenummerde oplage van vijfhonderd exemplaren. Een overzicht van alle vertalingen van Jos Vos die we beschikbaar hebben in onze boekhandel kan je hier bekijken.