Nog veel te jong om Rainer Maria Rilke zijn 'Requiems' te vertalen: een gesprek met Hilde Keteleer

Hilde Keteleer is auteur en vertaler uit het Frans en Duits. In dit gesprek vertelt ze hoe haar liefde begon bij een gedicht van Rainer Maria Rilke, wie ze in de loop der decennia nooit heeft losgelaten. Op haar cv prijken verder heel wat grote namen, zoals Jenny Erpenbeck, Arthur Rimbaud, Juli Zeh en Elfriede Jelinek. Ze raakt betoverd door beelden en ritme, maar hecht ook veel belang aan de politieke rol van de schrijver, waarvoor ze voelsprieten ontwikkelde dankzij haar engagement bij PEN Vlaanderen. Voor Cosimo vertaalde Hilde Het getraliede raam van Klaus Mann. We hadden het overal de invloed van Klaus op zijn vader, bergbeklimmende schrijvers, gevonden manuscripten uit de DDR, vertalen en schrijven combineren, en zelf vertaald worden.

 

Cosimo: Hoe begin jij aan een vertaling?

Hilde Keteleer: Heel spontaan. Ik verbied mezelf om op voorhand veel op te zoeken. Ik vind het belangrijk om vanaf het begin veel van de toon mee te hebben. Ik ga eigenlijk meteen met de eerste pagina’s aan de slag, soms heb ik het boek nog niet eens helemaal gelezen. Mensen denken dat je woorden en zinnen vertaalt, maar je vertaalt vooral toon en ritme. Dat geldt niet enkel voor poëzie, maar ook voor proza.

Je vertaalt uit het Duits en uit het Frans. Het zou gemakkelijk zijn om te peilen naar de verschillen tussen die twee talen, maar zijn er ook gelijkenissen?

De tijd dat Duits de lingua franca was in Europa is al lang voorbij. Hetzelfde geldt voor het Frans. Als je vertaalt uit het Frans of het Duits naar het Nederlands, moet je er rekening mee houden dat de lezer veel minder vertrouwd is met de cultuur dan vroeger. Ik vertaal niet uit het Engels, maar ik kan me voorstellen dat mensen, zeker jongere mensen, een bredere kennis hebben van de Engelse cultuur dan van de Franse of Duitse.

Voor Cosimo vertaalde je Het getraliede raam van Klaus Mann. Wat maakt die novelle zo bijzonder?

Van Klaus Mann had ik Mephisto gelezen en dat vond ik een heel goed boek. Toen kwam Jochen met het idee om Het getraliede raam te hertalen. Ik vond het echt de moeite om die vertaling een nieuwe kans te geven, dus ik zei meteen ja.

We associëren de naam Mann natuurlijk altijd met Thomas Mann. Waarom moeten we Klaus Mann lezen?

Ik heb Klaus en Erika Mann altijd erg boeiende figuren gevonden. Hun vader, Thomas Mann, was eerder conservatief, maar is doorheen zijn leven erg geëvolueerd in zijn denken en schrijven. Dat zie je bijvoorbeeld tussen Buddenbrooks (1901) en De Toverberg (1924). Die evolutie is er deels gekomen onder invloed van zijn rebellerende kinderen. Zo is er over de latente homoseksualiteit van Thomas Mann nooit officieel iets gezegd, maar heeft die toch meer een plaats gekregen omdat Klaus en Erika openlijk homo en lesbisch waren, wat in die tijd zeker ook niet evident was. Dat was trouwens ook een van de redenen waarom ze uiteindelijk zijn moeten vluchten voor het regime.

Klaus Mann had met Erika ook een politiek cabaret. Ik heb altijd wel gevonden dat auteurs zich op een of andere manier ook moeten verhouden tot de maatschappij. Je zou kunnen zeggen dat dat niet noodzakelijk is: er zijn genoeg auteurs die apolitiek zijn, maar voor mij is het toch een meerwaarde. Je ziet in die novelle ook heel duidelijk dat dat Klaus Mann heeft gekozen voor een omstreden figuur die ook zijn weg niet goed vindt tussen politiek en kunst. Dat vind ik erg boeiend.

Het is al een eeuwenoude discussie natuurlijk, over in welke mate de auteur politiek geëngageerd moet zijn. Enerzijds vind ik niet dat auteurs de vaandeldragers van onze maatschappij moeten zijn. Anderzijds lees ik soms dingen waarvan ik het jammer vind dat een auteur zijn platform niet voor nobelere doeleinden gebruikt heeft.

Ja, in de mate waarin auteurs nog een platform hebben natuurlijk, want als literair auteur bereik je natuurlijk een kleiner publiek dan pakweg een journalist. Maar toch, in omstandigheden waarin het erop aankomt, bijvoorbeeld in een regime waar de democratie niet meer de hoofdtoon voert of zelfs helemaal verdwenen is, merk je natuurlijk dat de rol van auteurs veel belangrijker wordt. Zij zijn dan ook meestal de eerste slachtoffers van een autoritair regime.

Door mijn engagement bij PEN International ben ik veel in contact geweest met mensen die hun politieke rol wel degelijk opnamen. Dat is niet evident, want als je je in een moeilijke politieke toestand bevindt, word je misschien gedwongen om te schrijven over iets waar je misschien liever niet over zou schrijven.

Kun je wat meer vertellen over PEN en je engagement daar?

PEN is een organisatie van auteurs die solidair zijn met auteurs die het minder goed hebben. Toen ik me bij PEN Vlaanderen aansloot, stond hun activiteit op een laag pitje, maar met een aantal jonge mensen hebben we PEN Vlaanderen toen nieuw leven ingeblazen. Zo hebben we een Writers in Prisoncomité opgericht.

Op het eerste Afrikaanse PEN-congres hoorde ik het verhaal van een schrijver die in de gevangenis zat om politieke redenen en die merkte dat hij vanaf een gegeven moment beter behandeld werd. Hij begreep niet waarom, maar toen hij na vijf jaar vrijkwam, kreeg hij een stapel brieven en kaartjes en begreep hij dat PEN campagne voor hem had gevoerd. Toen dacht ik: we kunnen echt wel een verschil maken.

Door PEN heb ik ook een keer kunnen ondervinden wat het zou kunnen betekenen om in zo'n regime te leven. Een Chinese schrijver had er zeven jaar in de gevangenis gezeten en was in zeer slechte gezondheid vrijgekomen. Literatuur Vlaanderen vroeg toen naar het standpunt van PEN: zouden we een delegatie Vlaamse auteurs naar het congres in Beijing sturen of niet? Want als je een delegatie stuurt, dan geef je impliciet je goedkeuring.

Wij hebben toen als advies gegeven om wel de delegatie te sturen, en een dissidente Chinese schrijver uit te nodigen om op onze kosten naar dat congres te laten gaan. Ik zou meegaan om die Chinese schrijver te begeleiden. Drie dagen voor vertrek kregen we bericht van het Chinese exielcentrum in Zweden dat de auteur in kwestie huisarrest had gekregen. De overheid had lucht gekregen van onze plannen omdat we een hotel hadden gereserveerd voor die man, op zijn naam, in Beijing.

Toen ben ik toch gegaan, en heb ik de trein genomen van Beijing naar het stadje waar hij woonde, 800 kilometer verderop. Aan het treinstation werd ik opgewacht door zijn broer, en die bracht ons naar zijn flatje. Dat flatje was piepklein: een houten bed, een bureautje, een keukentje met één gasstel en een lavabo. Hij was in ieder geval heel blij dat wij er waren, met een koffer vol Engelstalige boeken.

’s Avonds vroeg ik hem of hij me een hotel kon aanraden. Toen zei hij dat ik wel bij hem kon logeren, en dat hij wel bij zijn broer zou gaan slapen. Hij zei: ik doe de deur op slot, en als er gebeld of geklopt wordt, mag je niet opendoen. Ik ben de hele nacht klaarwakker geweest. In zo’n regime lig je letterlijk te wachten op de klop op de deur.

Je hebt ook een bijzondere relatie met Rainer Maria Rilke. Kun je daar wat meer over vertellen?

Op de middelbare school lazen we in de Duitse les Rilkes beroemde gedicht Herbsttag. Op dat moment heb ik beslist: ik ga Duits studeren. Toen ik mijn eindwerk moest maken in de vertaalopleiding ben ik naar mijn promotor gestapt met de vraag of ik poëzie mocht vertalen, en hij vertelde me dat de Requiems van Rilke nog nooit naar het Nederlands waren vertaald. Hij vond me eigenlijk nog veel te jong om dit soort poëzie te vertalen, maar zei: begin er toch maar aan. Daarna leef je maar een paar decennia, en begin er dan opnieuw aan.

Veel later kwam ik in een vertaalhuis in Zwitserland, toen ben ik zijn graf in Raron en het Rilkemuseum in Sierre gaan bezoeken. De conservator van het Rilkemuseum heeft me toen geholpen om de laatste twijfels in mijn vertaling op te helderen.

Wat me opvalt is dat jouw vertaling van de Requiems gekenmerkt is door samenwerking met anderen: je promotor, de conservator. Mooi dat zo veel mensen je wegwijs wilden maken. Waarom vond je promotor je nog te jong om de Requiems te vertalen?

Als je 21 bent, ben je nog niet veel met de dood in contact geweest, tenzij je in een oorlogssituatie leeft of iets dergelijks. Zonder die levenservaring zijn Requiems toch moeilijker te vertalen. Vertalen is eigenlijk op een andere manier zeggen wat je bij iemand hebt gelezen.

Zijn er nog Duitse of Franse auteurs die je vertaald hebt die een indruk op je hebben nagelaten?

De Oostenrijkse Christoph Ransmayr heeft de wereld rondgereisd en vestigde zich een tijd in Ierland. Ik mocht Der Fliegende Berg, in het Nederlands De vliegende berg vertalen, wat zich afspeelt in het hooggebergte in de Himalaya. Het boek is een dubbele zoektocht: de Ierse verteller vertrekt samen met zijn broer naar een berg die nog door niemand beklommen is, dus hij beschrijft prachtig de natuur. Verder gaat het ook veel over de Ierse strijd en de relatie tussen de twee broers, want je weet al van in het begin dat de broer in het hooggebergte sterft. Het boek is in eposvorm geschreven, en dat had ik in het begin niet door. Ik begreep dus niet waarom Ransmayr telkens versregels afbrak, want het ziet eruit als poëzie, maar het is eigenlijk poëtisch proza. Toen ik het hem vroeg, zei hij dat het boek bedoeld is om luidop te vertellen, en bij elke natuurlijke adempauze brak hij de regel af.

Twee vrienden van mij zijn een jaar door Azië gaan trekken en hebben toen ook een tocht in de Himalaya gemaakt. Ze konden maar één boek meenemen, en hebben toen De vliegende berg gekozen. Elke avond lazen ze elkaar een pagina voor. Toen ze terugkwamen was hun exemplaar zodanig beschadigd dat ze een tweede zijn komen halen.

 

In 2007 vertaalde je samen met Elly Schippers Woordenboek van Jenny Erpenbeck, die dit jaar de International Booker Prize won met Kairos. Wat vind jij van haar werk, en vind je de prijs verdiend?

Ja, heel verdiend. Net als veel vrouwelijke auteurs die ik vertaald heb, vind ik haar nog steeds erg de moeite. Juli Zeh vind ik misschien wel de beste Duitstalige auteur van het moment. Julia Frank heb ik ook met veel plezier vertaald. Met het tijdschrift Deus Ex Machina hebben we veel Oost-Duitse literatuur vertaald, en dat was voor mij echt een verfrissende ontdekking vanwege de confrontatie tussen twee werelden.

Zo heb ik net Die Geschwister van Brigitte Reimann gelezen, wat net naar het Nederlands vertaald is door Jantsje Post en Marianne van Reenen als Mijn broer en ik. Het manuscript is in de jaren ’60 sterk gecensureerd voor publicatie. Onlangs hebben ze in Reimanns huis in Hoyerswerda onder de trap het originele manuscript gevonden. Daarom hebben ze het in Duitsland opnieuw uitgegeven en is het ook naar het Nederlands vertaald.

Het is een verhaal over een kunstzinnige broer en zus. Zij gelooft in de idealen van het communisme, hij wil vertrekken. Het hele boek beslaat de twee dagen voor zijn vertrek, waarin ze de discussie voeren die op dat moment door veel auteurs en kunstenaars gevoerd werd: blijf je omdat je ergens in gelooft, of wil je toch liever de vrijheid?

Wat een leestip. Heb je nog aanraders?

Met onze leeskring lazen we Niets dat hier hemelt van Thomas Lieske. De titel, is een vers uit een gedicht van Gerrit Kouwenaar, is al zo beeldend. Het verhaal speelt zich af in de jaren 30 van de vorige eeuw, ergens in een klein dorpje in Drenthe, al wordt dat niet zo gezegd, maar het is in ieder geval een plek waar mensen heel afgesloten leven. Wanneer er besloten wordt om het veen droog te leggen, sterft er heel wat natuurgebied af. Alles wat honderden jaren in de grond heeft gezeten komt bloot te liggen. Lieske vertelt het verhaal van een jongetje die met zijn vader en dementerende oma in dat dorp woont.

Je bent zelf ook auteur, maakt dat jou een betere vertaler, en andersom?

Of het me beter maakt weet ik niet, maar ik vind wel dat het ene het andere bevrucht. Mijn droom vroeger, al sinds de lagere school, is schrijver worden. Op een gegeven moment dacht ik dan dat ik daar niet genoeg talent voor had, en toen ben ik de vertaalopleiding gaan volgen. Toen ik begon te vertalen, kreeg ik meer zelfvertrouwen om zelf te gaan schrijven, en leerde ik bovendien de ‘trucjes’ van andere auteurs. Bovendien ben ik door te schrijven gevoeliger geworden voor de nuances van de taal, en dat helpt natuurlijk bij het vertalen.

Jouw eerste dichtbundel, Al wat winter is en waar, is door John Irons naar het Engels vertaald. Hoe is het om je eigen poëzie in een andere taal te lezen?

Die bundel is helaas nooit uitgegeven en bestaat enkel digitaal. Maar ik heb ook ooit een tweetalige bundel uitgegeven met Caroline Lamarche, Twee vrouwen van twee kanten/Entre-Deux. Daarin staat dus ook mijn poëzie vertaald naar het Frans. Ik vond het moeilijk om mijn poëzie los te laten, dus het lijkt me beter om vertaald te worden naar een taal die je helemaal niet beheerst, omdat dat je dwingt om de controle los te laten. Gelukkig is Frans De Haes een hele goede vertaler. Verder is er niet veel van mij vertaald. Aan het begin van mijn carrière werd er nog niet zo veel promotie gemaakt voor Vlaamse literatuur. In die zin ben ik een beetje te vroeg begonnen.

Er is nog steeds wel werk aan de winkel wat de promotie van Vlaamse literatuur betreft.

Ja, er wordt veel moois geschreven. Maar uitgevers zijn dun gezaaid, al zijn er in het Nederlandstalige veld de afgelopen jaren wat kleinere uitgevers bijgekomen en die creëren kansen, zoals Cosimo ook doet. Ik ben erg dankbaar dat ik die novelle van Klaus Mann mocht vertalen, en ik hoop dat er werk uit die hoek volgt. Ik zit alvast klaar met een voorstel.

Dit interview met Hilde Keteleer werd afgenomen en neergeschreven door Elisabeth Goemans. Benieuwd naar de vertaling van Het getraliede raam van Klaus Mann? Via onze webshop kan je een exemplaar bestellen of kom langs in onze winkel in de Scheldestraat.