Wat maakt een goede dood? Een goede dochter? In 2009, met haar veertiger jaren en een harde golf van bezuinigingen op de horizon, werd de moeder van Marianne Brooker gediagnosticeerd met primair progressieve multiple sclerose. Ze maakte een werkplaats van zichzelf en haar omgeving, waarbij ze op inventieve manieren creativiteit en activisme combineerde. Maar na verloop van tijd nam haar vermogen om te werken, te bewegen en te leven zonder pijn drastisch af. Vastbesloten om thuis, op haar eigen voorwaarden, te sterven, stopte ze met eten en drinken in 2019. In Intervals rekent Brooker af met hartzeer, waarbij ze haar eerste en laatste herinneringen verweeft met een studie van stervensbegeleiders, wilsverklaringen en de precaire economie van sociale, hospice- en uitvaartzorg. Door memoires, polemiek en feministische filosofie te combineren, voegt Brooker zich bij schrijvers zoals Anne Boyer, Maggie Nelson, Donald Winnicott en Lola Olufemi om essentiële vragen te stellen over keuze en onderlinge afhankelijkheid en, uiteindelijk, om zorg op een andere manier voor te stellen.